Het leven van Anna Voorhuijzen, de latere oma Cozijn

 door J. van Hameren, Vleuten

Anna Voorhuijzen 18 jaar oud

Wilhelmus Voorhuijzen, haar vader, was kleermaker. Haar moeder was Antje (Johanna) Langezaal. Twee oudere broers, Bert en Tinus, maakten het gezin compleet.
Rond haar zevende jaar kreeg Anna een bijnaam, ‘Kruikie zonder nek’. Dit omdat ze een wat scheve nek had.
Bert (Gijsbertus Nicolaas, 16-5-1861) en Tinus (Martinus Wouter, 14-11-1866), de twee broers, leerden het kleermakersvak van hun vader. Op de foto hiernaast Anne 18 jaar oud.
Tinus overleed in 1866, in hetzelfde jaar als zijn moeder. Anna Voorhuijzen was toen zeventien jaar. Haar vader was al eerder overleden. Zijn beroep, kleermaker thuis, was inmiddels door haar oudste broer Bert voortgezet. Later werd die vooral broekenmaker.
Van zijn moeder, Antje Langezaal, werd gezegd dat ze overleed van verdriet over het huwelijk van Bert met een zwaar gereformeerde vrouw, Kaatje van Arkel, geboortig uit Koudekerk. Later is Bert in Wateringen gaan wonen. Zijn levensavond heeft hij ook daar gesleten, in huize St. Jan. Hij is gestorven in 1944.
(Voor Leidenaars misschien nog wetenswaard:
Antje Langezaal was o.a. familie van dokter Langezaal, die in het midden van de vorige eeuw een huisartspraktijk had aan de Witte Singel.
Ook de familie Langezaal, die in diezelfde tijd woonde op de hoek Vestestraat-Nieuwe Rijn was familie van haar.)

Over de jeugd van Anna Voorhuijzen  wist haar oudste dochter Truus (voor velen later Tante Truus of  oma Hogeboom) het volgende te vertellen:

“De kleermakerstafel stond in de huiskamer. Vader Voorhuijzen was vooral gespecialiseerd in broeken. Hij werkte in opdracht van een zaak op de Breestraat. De oudste zoon Bert hielp zijn vader. Toen hij in dienst moest werd daarom voor hem een remplaçant gekocht.De tweede zoon Tinus, van de pokken geschonden, moest wel in militaire dienst. Voor een vervanger was geen geld meer. Op de dag dat de jongens van zijn lichting moesten opkomen, werd hij echter begraven.
Anna Voorhuijzen was twaalf jaar, toen haar vader stierf aan leverkanker. Zij was zeventien bij het overlijden van haar moeder.
Ze ging in betrekking als dienstbode.Eerst bij van Wensen, een bankier op de Breestraat. Van mevrouw van Wensen, een Duitse, kreeg Anna op haar 18e verjaardag, in 1887, een kruisbeeld cadeau. Ze had dit voor haar uit Duitsland meegebracht, waarschijnlijk uit de omgeving van Aken, waar zij vandaan kwam.
Daarna was ze in betrekking bij van Dijk, een bonthandelaar tegenover het stadhuis op de Breestraat. Deze oude heer had een tuin aan de Vreewijkstraat.Een zus van deze van Dijk was getrouwd met ene Huibers. Een zoon daarvan is later bisschop van Haarlem geworden. Op zondagmiddagen kwam deze zuster, inmiddels weduwe, met haar twee zonen naar de tuin aan de Vreewijkstraat, waar Anna tussen het thee serveren door zat te breien. Toen de heer van Dijk stierf, erfde Anna van hem 100 gulden.
Daarna is ze in dienst gekomen bij de familie Hoogstraten. Hij was eigenaar/directeur van een conservenfabriek op de hoek Korevaarstraat-Steenschuur, naast de vrijmetselaarsloge, de maçonnairs.
De heer Hoogstraten had een Franse vrouw, Emilie. Ze hadden één zoon met de naam Emiel, en één dochter. Deze Emiel, die rechten studeerde, was een van de eersten die op een fiets rondreed. Hij haalde iedere ochtend bij Doeve(n?) in de Pieterkerkkoorsteeg een bosje viooltjes voor zijn moeder. Er was geen meisje veilig voor hem. Zo ook Chrisje uit Friesland, die 2e meisje was bij de familie. Ze moest een kind krijgen van Emiel. Zijn moeder zocht voor haar een man, die al gauw na het huwelijk stierf. Ook Chrisje kwam te sterven, maar kort voor haar dood is Emiel met haar getrouwd en kreeg het kindje zijn naam. Het werd door hem geëcht en heette voortaan Dorientje Hoogstraten.
Later is Emiel naar Alkmaar verhuisd, waar de fabriek werd voortgezet. De Hoogstratens hadden het geheime recept van schildpadsoep”.

Hoe Anna Voorhuijzen haar man, Petrus Johannes Bernardus Cozijn, heeft leren kennen, weten we ook van haar dochter Truus Cozijn, in haar jeugd op de Oude Wetering nog Truitje genoemd:

Na gediend te hebben bij verschillende families, is Anna Voorhuijzen filiaalhoudster geworden van een winkel in brood en beschuit van broodfabriek ‘Ceres’  in de Janvossensteeg. Boven die winkel woonde een zekere Gerrit Bouwmeester, politieagent, met zijn vrouw Francisca Cozijn. Haar broer, die altijd Nardus werd genoemd (Petrus Johannes Bernardus), een weduwman, kwam regelmatig bij hen op visite.
Zo heeft hij  Anna Voorhuijzen leren kennen.

Dat ze inmiddels over wat spaarcentjes beschikte, zal hem zeker niet ontgaan zijn.
Nardus kwam van Oude Wetering, waar hij op 13 april 1866 was geboren. Toen hij twee jaar oud was, werd zijn vader Tinus molenaar op de Meerkreukmolen aldaar, als opvolger van  diens vader Aai (Arie).(Van deze Aai Cozijn deden vele verhalen de ronde. In een van zijn molenboeken schrijft A. Bicker Caarten:

“Hij maakte de veldtocht onder Napoleon naar Rusland mee en leed daar veel honger en ellende. Hij was molenaar en viskoper en toen hij met een oud roeibootje op de woelige Haarlemmermeer viste, stootte de boot op een paal en sloeg lek. Met zijn jas wist hij het gat te dichten en aldus redde hij zij leven.”)

 

Nardus Cozijn staande links
Nardus Cozijn (staand links) en een gezellige groep bij  ‘Het Schippershuís’. Zittend van links naar rechts: Huib van’t Hart, Bart Deters, Piet Deters, Klaas van der Meer, Lou de Zanger en Jaap van der Wilk. Op 21 oktober 1896 trouwde Nardus, 30 jaar oud,  met Truitje (Geertruida Maria) Vesseur. Zij was 25 jaar, in 1871 geboren, ook te Alkemade. Samen met haar zus Jet had zij een bedrijfje – wat toen genoemd werd een boerengedoentetje – bestaande uit een café, deels hotel, het station van de  boot, die een aantal keren per dag op en neer voer tussen Amsterdam en Leiden en ook nog een paar koetjes. Het droeg de naam ‘Het Schippershuis’. Al binnen een jaar, op 19 juni 1897, overleed Geertruida Vesseur aan tuberculose.
Na haar dood werd haar zus Jet er door Nardus uitgewerkt. Deze ‘streek’ om met een ziekelijke vrouw te trouwen en het zo te maken dat Jet niet in de zaak kon blijven, is door de inwoners van Oude Wetering nooit erg gewaardeerd. Het huwelijk tussen Anna Voorhuijzen en Nardus Cozijn werd gesloten op 11 oktober 1899. De overgang van de stad en de winkel in de Janvossensteeg in Leiden naar het leven in ‘Het Schippershuis’ in Oude Wetering zal voor Anna niet makkelijk zijn geweest. Nadat hun eerste dochtertje, Francisca, kort na de geboorte in september 1900 was overleden, werd op 15 december 1901 Geertruida (Truus) geboren. In haar vroege jeugd werd het ‘oude spul’ van ‘Het Schippershuis’ gesloopt en door een nieuwe opzet vervangen: hotel ‘Hollandia’. Andere hotels op de Wetering gingen verbouwen en Cozijn meende niet achter te kunnen blijven. Maar ‘Hollandia’ was te groots opgezet en Nardus Cozijn was geen harde werker en helemaal geen zakenman. Veel van het werk kwam op zijn vrouw neer. Ook kinderen kwamen met grote regelmaat. Het verhaal gaat dat de Japanse gezant, die graag in het Hollandse polderland en ook bij hen vertoefde, haar ooit zei dat hij haar alleen maar zwanger kende. Na Geertruida werden nog zeven kinderen geboren, waarvan drie jong overleden.
Hotel Hollandia in Oude Wetering
Het ging niet goed met de zaak en uiteindelijk kon deze niet langer worden voortgezet. Mientje, de jongste, van 26 april 1913, werd nog geboren in ‘Hollandia’. Vóór haar eerste verjaardag werd verhuisd naar een klein huisje op de Oude Wetering. Het moet een zware tijd zijn geweest voor het gezin. Mientje haalde haar tweede verjaardag niet en overleed in mei 1914. Vader Nardus is allerhande werk gaan doen, maar zijn gezondheid liet te wensen over. Zodra Truus van school kon, was het weinige geld dat zij kon verdienen hard nodig om het hoofd boven water te houden.
Een paar centen extra, waarmee stroop gekocht kon worden voor op de pannenkoeken, maakten al weer verschil. Later kon zij mooie verhalen vertellen over het werken in de wasserij van Bergman. Ondanks alle zorgen heeft zij er een gelukkige jeugd gekend. In die jaren werd nog verhuisd naar een iets groter huisje. Nardus Cozijn kreeg en hield een nare kuch. Men zei influenza, maar al snel werd duidelijk dat het ernstiger was, namelijk TBC. Hij overleed 8 april 1918. Om in het levensonderhoud te voorzien ging moeder Anna kamers verhuren en pensiongasten houden. Ook ging ze uit bakeren en kookte ze op bruiloften en bij andere gelegenheden. In de zomer deed ze dat ook vaak in het watersporthotel van de heer Beck en zijn vrouw, met wie zij het goed kon vinden. Het hotel lag aan de Plantage waar nu jachthaven de Brasem is gevestigd. Ook dochter Truus is daar in betrekking geweest. In 1924 verhuisde het gezin naar Leiden. Waarschijnlijk omdat daar meer mogelijkheden voor werk en opleiding waren. Zoon Martien van 15 jaar wilde naar de kweekschool en ook aan de dochters Truus, Ans, Cisca en Cor in de leeftijd van 22, 19, 16 en 14 jaren bood de stad meer kansen.
Anna Cozijn-Voorhuijzen op 74 jarige leeftijd
Oma Cozijn op haar verjaardag omringd door kleinkinderen
Op haar 74e verjaardag, 19 juli 1943, werd deze foto gemaakt in de tuin van het huis in de Frans van  Mierisstraat 2. Vooraan zittend v.l.n.r.:  Ben van Ulden, Ben Cozijn en  Anneke Hogeboom. In het midden: Oma Cozijn met op haar schoot Wim van Ulden en naast haar Bart van Ulden. Staand v.l.n.r.: Agnes Brinkers, pleegkind in het gezin Hogeboom, Anneke Gravendaal, Ineke en  Jan  Hogeboom
foto hieronder: het gezin Cozijn eind jaren Vooraan links oma Cozijn, rechts van haar zittend Cor. Achter hen v.l.n.r. Truus, haar man Jan Hogeboom, Ans, Cisca en Martien.
De weduwe Cozijn met haar kinderen en schoonzoon
bericht van overlijden van oma Cozijn